Wadder.nl

Dit is het forum en de blog van Wadder.nl

Wat ik mis in de discussie is de toegevoegde waarde van de midzwaardvoeringvoering:
-In situaties met weinig manoevreerruimte fungeert het neergelaten m.zwaard als draaipunt.De wynfang is dan met de pink te sturen.
-Op ruime zeilrakken fungeert het deels opgetrokken m.zwaard als een scheg die zorgt voor een koers met weinig korrekties.
Een verlengd roer is op de Wynfwang absoluut niet nodig.(trouwens dan had Jaap Kramer dat in zijn ontwerp wel meegenomen).

Weergaven: 455

Hierop reageren

Berichten in deze discussie

Mede ontwerper Wim de Bruyn vertelde ons dat hij het te kleine roer eigenlijk het enige manco aan het ontwerp vond. Weet je zeker dat jouw roer niet verlengd is? Zelf ben ik daar eigenlijk ook pas laat achter gekomen. Heb je niet een fotootje van je roer?
Willem Jan
Ik weet zeker dat het roer van de Wynfang niet is verlengd.Tijdens de eerste Wadderbijeenkomst in Enkhuizen heeft Jaap Kramer alle "ins en outs"van het ontwerp met de aanwezigen besproken.Er werden toen ook al vragen gesteld over wel of geen boegspriet en wel of geen roerverlenging.Zijn reaktie was in de trant van dat het wel mogelijk is,als de betreffende Schipper het nodig vindt.Maar volgens zijn berekening en ervaring was het niet nodig.En dat is dus mijn ervaring ook.Een ander punt dat m.i.zorgt voor een rustiger gedrag is het varen op zout water.Op het IJselmeer zijn meer roerkorrekties nodig dan op de Waddenzee onder dezelfde omstandigheden.Maar dat is voor mij geen reden om het oorspronkelijke ontwerp aan te passen.Ik kan dus eea.goed regelen met de midzwaardvoring.Een punt waarop de Wynfang wel is gewijzigd tov.de oorspronkelijke berekening is dat er meer geballast is.De eerste ergenaar-van oorsprong een wedstrijdzeiler-zeilde alleen met veel wind op het ruime water bij Dordrecht.Hij vond de stabiliteit in die situatie onvoldoende en heeft die verhoogd door extra ballast aan te brengen.(hoofdzakelijk voorin).
Hallo Jan,

Goed verhaal! Ik zou best eens jouw Wynfang willen besturen om het verschil te voelen tussen een origineel Wadder-roer en het mijne met V-profiel en 10 cm extra. Ik vraag me af of het rustiger roergedrag op zout water komt door de golven of door het zout... Ik ben het met je eens dat het IJsselmeer erg woelig en onrustig kan zijn. Ook met die 10 cm extra.
Verder hoort deze discussie eigenlijk onder het kopje "Roer Vergroten" thuis, dat door Albert werd gepost.

Het lijkt er op dat Wim de Bruijn en Jaap Kramer het niet helemaal eens waren over de grootte van het roerblad.

In ons archief ben ik de notulen tegengekomen van het Waddertreffen van 2001, waar Jaap Kramer uitgebreid inging op vragen van de daar aanwezige Wadderaars. Ik neem aan dat je in je reactie daarop doelt. Helaas is het onderwerp "roer" en beetje beknopt, maar het lijkt me de moeite waard om het hieronder te plakken. We zullen het verhaal ook op de Website, onder het kopje "Waddergenootschap" plaatsen.
Dus hieronder de samenvatting die Wim Niesing maakte van de bijeenkomst van Wadderaars en Jaap Kramer in 2001 in Enkhuizen:

Datum: juni 2001

Impressie van de voordracht van de heer Jaap Kramer, gehouden op 26 mei 2001 tijdens
een waddertreffen in Enkhuizen.

1. Ontwerp

Bij het ontwerpen van de Wadder hebben een aantal ervaringen van de ontwerper en wensen van de vereniging toerzeilers een belangrijke rol gespeeld.
De ervaringen van de heer Kramer met een botter op het IJsselmeer wekte het verlangen op naar een meer compacte en gemakkelijker te hanteren boot, geschikt voor een groter vaargebied.

Het wensenpakket van de vereniging toerzeilers bevatte onder meer:
- De boot moet (ook) geschikt zijn voor de wadden.
- Het moet een familieboot zijn, dus veilig en gemakkelijk hanteerbaar.
- Het behoeft geen snelheidsmonster te zijn.
- De boot moet gunstig geprijsd zijn.

Onder het motto: "Er mogen geen platgetreden paadjes worden betreden", hebben de ontwerpers Jaap Kramer en Wim de Bruijn een uniek lijnenplan ontwikkeld dat is uitgegroeid tot wat wij nu kennen als WADDER.

Bij het ontwerpen van een schip zijn, onder meer, van belang: het volume, de vorm en de lengte van het onderwaterschip, dit in verband met de stabiliteit. Ook de verdeling van de waterverplaatsing gerekend over de lengte is een belangrijk item.
Een en ander heeft de ontwerpers veel hoofdbrekens gekost. De bekroning op hun werk
ontvingen zij toen, tijdens de praktijkproeven bij de TNO, hun berekeningen bevestigd zijn.
De stabiliteitsgrafieken leren ons dat het schip zijn grootste oprichtend koppel heeft bij 60 graden. Bij deze hellingshoek loopt het water over de gangboorden in de kuip!

Nu kunnen de tevreden ontwerpers op zoek naar een scheepsbouwer.

2. Scheepsbouwer

De scheepsbouwer dient in staat te zijn om vanaf de ontwerptekening een bouwplan te
ontwikkelen voor een schip dat in serie kan worden gebouwd.
De eerste vier schepen zijn gebouwd door de firma Boxce in Ter Aar.
Toen is gebleken dat de kracht van deze firma op een ander gebied ligt dan het in serie bouwen van relatief kleine schepen zoals de Wadder.
Daarom is besloten met de firma Conavroegh in Geldermalsen in zee te gaan. Deze firma
heeft naar eigen zeggen ongeveer 100 Wadders gebouwd.
Opvallend is de grote nauwkeurigheid waarmee Conavroegh te werk gaat.
De uitslag van het schip wordt getekend op ware grootte met potlood (0,5mm) en niet met dikke krijtstrepen.

Intermezzo: De eerste wadder werd verkocht voordat het ontwerp gereed was!

3. Het varen

De heer Kramer heeft ervaren dat varen met de Wadder op het Wad een groot feest is.
Met de 15 mm dikke plaatstalen bodem schuifel je over iedere bult, daarbij een handje geholpen door de stroom. Daarom durft hij de stelling aan :

Met de Wadder op het Wad, wie doet me wat?!
Voor meer informatie hierover beveelt hij zijn boek "Zwervend over de wadden" aan.

Na deze onderhoudende en leerzame voordracht komen de vragen los.
Om een en ander overzichtelijk te houden heb ik (Wim) deze onder een paar kopjes
geplaatst. (Dus niet in volgorde van behandeling)

1. Zeilvoering

Waarom is er gekozen voor drie zeilen?
Om bij elke wind te kunnen combineren, waarbij de veiligheid voorop staat.

Met de komst van rolzeilen is dit achterhaald. Zonder bezwaar kunnen de kluiver en de fok worden vervangen door een rolgenua met een oppervlakte die gelijk is aan die van de kluiver plus de fok. Daarnaast is het aan te bevelen een fok aan boord te hebben voor zwaar weer.
De grote rolgenua vermindert ook de loefgierigheid.
Een boegspriet biedt de mogelijkheid om nog meer zeiloppervlak aan de rolgenua mee te geven. De grens is daar waar de loefgierigheid (veilig!) overgaat in lijgierigheid.
Zie hiervoor ook punt 2 Het roer.

Goede ervaring is opgedaan met een grotere (rol)kluiver en een kleinere (rol)fok (Wynfang). Hierbij is tevens het aangrijppunt van de fokkeschoot naar binnen geplaatst zodat er een spleet van ongeveer twintig centimeter ontstaat tussen kluiver en fok.

Sommigen hebben ook een zogenaamde "bolle jan" aan boord. Dit is een extreem grote kluiver, gemaakt van dun doek, die tot aan de achterkajuit reikt. Te gebruiken met
achterlijke wind.

Zeilmaker De Vries te Grouw heeft verschillende zeilmaten paraat voor de Wadder.

2. Het roer

Er worden verschillende vragen gesteld over de lengte en de diepte van het roer.
Het ontwerp geeft een roerdiepte aan die 10 cm lager is dan het vlak. Dit is in de meeste gevallen niet door de bouwer gerealiseerd. Bij de meeste schepen is de roerdiepte gelijk aan het vlak. Om neutraal te kunnen zeilen (niet loefgierig, niet lijgierig maar er precies tussenin) is de roerdiepte zoals voorzien aan te bevelen.
Echter, in combinatie met een grotere kluiver (rolgenua) kan de wadder zo rustig worden als een gecastreerde kater.

Veel roeren zijn ongeveer 10 cm langer gemaakt om het schip wat beter te laten reageren op de roerstand. Sommigen hebben een "hoeklijntje" achter op het roerblad gelast. Dit heeft dezelfde functie als een "rond". Aan te bevelen is om onder en boven een wigvormige plaat op het roerblad te lassen.

Een enkele Wadder is uitgerust met een roerstandaanwijzer.
Ook zijn er Wadders die, naast het stuurrad, uitgerust zijn met een helmstok.

3. Ballast

De informatie over de dikte van de bodemplaat is niet eensluidend. Het enige juiste antwoord is: De dikte behoort 15 mm te zijn. Daar waar een bodemplaat met een dikte van 10 mm is toegepast, is het gemis aan ballast gecompenseerd met loodblokken of iets dergelijks.
Deze worden dan voorin het schip gelegd. Een beetje ballast voorin brengt het schip in horizontale stand. Echter, teveel ballast voorin maakt het schip loefgierig(er).
Hiermee is ook de vraag beantwoord betreffende het hinderlijke over elkaar heen rollen tijdens het slapen of het slapen met het hoofd naar beneden omdat het schip achterover helt..
Het schip hoort horizontaal te liggen en u ook.

4. Zwaardkast

De zwaardkast kan van binnen worden bereikt om onderhoud uit te voeren als het zwaard
wordt verwijderd. Boot omhoog, zwaard er uit laten zakken. Eventueel zandstralen.

5. Waterlozing kuip.

Er zijn verschillende uitvoeringen van de waterlozing. Deze functioneren niet alle naar wens.
Marien Nieuwesteeg heeft hiervoor een oplossing. Deze was te technisch om hier correct te kunnen weergeven.

6. Opvolger Wadder?

Komt er een opvolger van de Wadder? Jaap Kramer kijkt olijk en verklapt dat er een
negen meter ontwerp op de werktafel ligt.


Wim Niesing

Antwoorden op discussie

RSS

© 2024   Gemaakt door Jason Brooks.   Verzorgd door

Een probleem rapporteren?  |  Algemene voorwaarden